zondag 12 april 2015

Acht dagen Indonesië - een impressie

Toet toet! Het eerste wat ons opviel na de landing in Jakarta en het passeren van de pizza… euh visacontrole was het chaotische verkeer. Massa’s brommers, slingerend tussen de auto’s, ware riksja’s en af en toe een verdwaald paard. Miljoenen brommers hebben we al gezien en geroken. Een gekrioel van jewelste, schijnbaar zonder duidelijke regels. En toch: in tegenstelling tot in België straalde het verkeer een vriendelijke rust uit. Geen greintje agressie (ook niet tegenover fietsers), geen gejaagdheid. Iedereen lijkt perfect zijn rol in het verkeer te kennen en de andere weggebruikers hun plaats te gunnen, geholpen door vrijwillige verkeersregelaars. In ons landje zouden de chauffeurs veel van de Indonesiërs kunnen leren.
Iets waar we aan moeten wennen is het links rijden. Over secundaire wegen hobbelen met een veringloze bus – met een crème van een chauffeur – was een avontuur. En als de snelheid er niet uitgehaald werd door een serie  vulkanische kraterputten, dan wel door de eindeloze files. Files die al begonnen waren in Zaventem: door een technisch defect op het drukke moment bij het begin van de paasvakantie lag het “hart van Europa” anderhalf uur plat en misten we (of althans de helft van het “Clean Clothes Challenge” peloton) bijna onze vlucht naar Amsterdam. Het bleek een goede oefening te zijn in geduldig wachtrijen te trotseren en in het beseffen dat het uiteindelijk goed komt.

Rijst, bron van alles. Aan de hand van de rijstprijs kon Mr. Ward ons bijna de hele geschiedenis van Indonesia uitleggen. Ook in deze inleefrijst draaide veel om dit witte nasigoud: ’s morgens rijst (al dan niet met noedels), ’s middags rijst, ’s avonds rijst en als dessert een rijstkoek. Vaak in combinatie met een grote variatie vissoorten en de onvermijdelijke ochtendlijke glorie. Op de eerste fietsdag ving stripheld Ivan zelf de vis die we ’s middags aten.  De ontelbare eetkraampjes langs de kant van zowat alle wegen vielen op, maar onze westerse maag verbood ons wijselijk ons hieraan te wagen.  Exotische fruitsappen dreigden de plaats in te nemen van Duvel. Gelukkig kon Frans tussen zijn 5 dagelijkse verrassingsdutjes regelmatig bintangken. Uit wereldsolidariteit dronken de meeste andere KWB’ers en de helft van WSM een Bintang (620 ml) mee. De gesprekken aan tafel waren regelmatig emotioneel, zelfs tot tranen toe bewogen. Of dat iets te maken had met de pikante peperbombardementen laten we even in het midden.

Tussen het eten door snoven we wat cultuur op. De eerste avond al woonden sommigen een stuk van de Paasviering in de kathedraal bij. Voor de reis was ons verteld dat Indonesië een langgerekte eilandenarchipel is waar je 9 uur voor nodig hebt om van west naar oost te vliegen. Maar die afstanden bleken mee te vallen: op zondagvoormiddag konden we gewoon van Sumatra naar Papoea wandelen in een half uurtje. In Puncak kon miss Nancy een origineel schilderij van een bekende Indonesische kunstenaar op de kop tikken terwijl de rest bijna zelfgeplukte thee dronk.
De meerderheid van de Javanen is moslim, en dat merken we elke nacht. Rond 4u worden we vergast op een gratis concert door een plaatselijke koranartiest die ons lijkt te achtervolgen overal waar we komen op Java.
De roepia roepia vogel deed velen zich even miljonair voelen. De Wi en de Fi  ervoor dat er weinig levensbedreigende digitale afkickverschijnselen zijn.

We hebben het onwaarschijnlijke voorrecht om Ward, de man met de galmende goddelijke stem, mee te hebben als gids. Samen met Michelingids Bismo  begeleidde hij ons feilloos bij onze eerste stappen en trappen op Java.

Uiteraard stond de eerste week van onze inleefreis in het teken van schone kleren. Op het programma stond een evenwichtige mix van ontmoetingen en bezoeken waardoor we op veel aspecten van de complexe arbeidssituatie in de  kledingindustrie een beter zicht kregen.
We leerden uitgebreid de WSM-partners Garteks en KSBSI en YCW (de plaatselijke kajotters) en de vele gedreven mensen erachter kennen  en hoorden hoe ze moesten knokken om in kledingfabrieken binnen te geraken om de vaak penibele arbeidsvoorwaarden  van de werknemers te helpen verbeteren. Dankzij Garteks konden we ook 3 fabrieken bezoeken: een schoenenfabriek die werkt voor Adidas in Serang, een BH-fabriek in Bogor en een sweaterfabriek in Bandung. Alle drie bedrijven die al minstens één belangrijke stap gezet hebben: het toelaten van vakbonden. Toch bleek ook daar nog héél veel voor verbetering vatbaar. Ondanks de vele dankwoorden en bloemetjes die de vakbonden en bedrijfsleiding  elkaar toewierpen waren zelfs in deze bedrijven gesprekken over minimumlonen en overeenkomsten tussen de partijen een héél moeilijke bevalling. Indonesië blijkt een vrij goede wetgeving te hebben, maar die blijken in de praktijk helaas al te vaak dode letter te blijven. De Adidasfabriek waarvan we na een plenair gesprek in een wereldrecordtijd van 5 minuten een klein deel van één productiehal mochten bekijken zag er piekfijn uit, maar de stress en werkdruk was van de gezichten van de werkneemsters te lezen. In de andere twee bedrijven mochten we vrij en zo lang we wilden rondlopen. Het gebrek aan veiligheid op de werkvloer in de BH-fabriek deed sommigen net niet flauwvallen. Bij de sweaterfabriek, een familiebedrijf leerden we nog een aantal andere aspecten kennen, zoals de delocalisering naar lage loonlanden (jawel, ook hier!).

We konden ook spreken met de ILO (International Labour Organisation) in Jakarta. We kregen toelichting over hun Better Work Indonesia Project (BWI). Volgens sommigen kan dit ILO-werk een belangrijke aanvulling zijn op het mobiliserend basiswerk van de vakbonden, vooral wat betreft technische knowhow op de werkvloer, beleidsondersteuning en  het op de vingers tikken van overheden die zich niet aan internationale arbeidsregels houden. Anderen waren meer sceptisch over de aanpak van ILO in dit BWI en zagen hier niet direct een meerwaarde in om tot meer waardig werk te komen.

Eén van de meest indrukwekkende momenten was een avondlijk bezoek aan textielarbeiders thuis. Een deel daarvan was ontslagen in een kledingfabriek omdat ze het lef hadden om te protesteren tegen de uitbuiting en de onwaardige omstandigheden waarin ze moesten werken. Door deze getuigenissen kregen we een onthutsende blik achter de schermen van fabrieken waar wij zelf nooit binnen konden raken. De verontwaardiging in onze groep was groot. De bij ons al sterk aanwezige overtuiging dat we ook in België allemaal onze nek moeten uitsteken om consumenten en merken meer bewust te maken en te overtuigen van de letterlijk levensbelangrijke noodzaak van goede werkomstandigheden bij de mensen die onze kleding maken groeide met de minuut.

Intussen zitten we op de velo en maken we zoveel mogelijk lawaai voor schone kleren. Toet toet!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten